Ook in het afgelopen jaar heeft onze scholengroep zich gericht op het waarborgen van de financiële continuïteit om onze strategische doelstellingen te ondersteunen. Dit omvat het zorgvuldig beheren van onze middelen, het optimaliseren van onze inkomstenstromen, kostenbeheersing en het minimaliseren van financiële risico's. Door deze aanpak streven we ernaar om een solide basis te creëren voor de lange termijn, waarbij we onze verplichtingen kunnen nakomen en blijvend kunnen investeren in de kwaliteit van ons onderwijs.
De afgelopen jaren is steeds aangegeven dat incidentele middelen van de overheid en onvervulde vacatures zorgden voor een onverwacht hoger resultaat dan verwacht. Met de terugkerende waarschuwing dat we terug zullen moeten schakelen in kostenstructuur als de incidentele middelen volledig zullen zijn besteed en de vacatures volledig vervuld zouden kunnen worden. In de begroting 2025-2028 zien we gaandeweg de verwachte kentering tot stand komen. Hoewel ook 2024 nog ruimschoots positief is geëindigd, beginnen de NPO-middelen uitgeput te raken. In de begroting is dan ook een actielijst opgenomen met onderwerpen die relevant zijn in het kader van het realiseren van een lagere kostenstructuur.
Een van de aandachtspunten daarbij is het verschil in doelmatigheid van de verschillende onderwijsstromen in de verschillende scholen. We zijn voornemens door extern en intern vergelijk te zoeken naar mogelijkheden om de gemiddelde doelmatigheid te verbeteren en daarmee de toekomstbestendigheid van ons onderwijs. Onderdeel daarvan zal ook zijn het kritisch tegen het licht houden van de lessentabellen. Waar we vorig jaar aangaven dat we gezien onze financiële positie de rust konden voelen om hiervoor goed de tijd te nemen, zien we nu dat de structureel in de min uitkomende meerjarenbegroting de urgentie voor deze acties verhoogt. Juist ook omdat deze acties nodig zijn om de juiste aandacht te kunnen blijven geven aan onze strategische prioriteiten op het gebied van de kwaliteit van onderwijs en aantrekkelijk werkgeverschap. In dit alles stellen we dankbaar vast dat onze reserves ruim voldoende zijn. Dat geeft de mogelijkheid tot het financieren van tekorten gedurende de overgangssituatie richting een stabiel positieve meerjarenbegroting.
De situatie van toenemende financiële krapte betekent evenwel ook dat investeringen in thema's als duurzaamheid alleen gedaan kunnen worden indien hiermee ook financiële voordelen te behalen zijn binnen een redelijke terugverdientijd. In Gouda verkennen we nu samen met het Groene Hart Ziekenhuis en diverse scholen in hoeverre het mogelijk is onze Goudse locaties te verwarmen met de restwarmte van het ziekenhuis. Een prachtig initiatief waar we actief in meewerken en hopen dat het een succes wordt.
Specifieke aandacht is nodig voor het op orde houden en verder versterken van de cybersecurity van onze scholengroep. Investeringen in organisatie, inrichting en infrastructuur van onze systemen om de digitale weerbaarheid te verbeteren zullen ook komende jaren prioriteit houden.
De vacatureproblematiek blijft ook onze scholengroep raken. Wel zien we een lichte verbetering in die zin dat gemiddeld genomen het aantal vacatures iets is afgenomen. Dit is echter mede veroorzaakt door ’kaasschaven’ waardoor per saldo minder lessen worden gegeven dan gepland en tevens is er een aantal vakken waarin de tekorten zich concentreren. Dat maakt het vacatureprobleem nog steeds dagelijks voelbaar in de schoolpraktijk. We zijn dankbaar om de betrokkenheid van en het gebed voor het reformatorisch onderwijs in de achterbankerken op dit punt te ervaren en we mogen onder andere in de zij-instromers, die kiezen voor het onderwijs na een carrière in het bedrijfsleven, verhoring van gebed ervaren.
Terug- en vooruitkijkend is er veel om de Heere voor te danken. Ondanks de financiële vraagstukken die op ons pad liggen, mag er continuïteitsperspectief zijn voor ons onderwijs en mogen we dagelijks zoveel goede gaven uit Zijn hand ontvangen.
Jaarlijks worden de leerlingenprognoses van onze scholen geactualiseerd. Deze prognoses zijn ook gebruikt bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2025-2028.
Per jaar stromen circa 1.600 leerlingen op onze scholen in. Dit aantal daalt in de komende jaren volgens de prognose licht. We zien echter in de achterliggende jaren ook een toename van afstroom vanuit met name havo-3 naar het mbo. Verder valt op dat de afname van het aantal leerlingen met name bij de Wartburg-scholen plaatsvindt.
Op basis van de leerlingenprognose en de begrote ontwikkeling van de reguliere bekostiging en aanvullende subsidieregelingen, verwachten we na 2026 een daling van het aantal personeelsleden.
Deze daling zal na 2027 versterkt worden als alle NPO-middelen in 2027 ingezet zijn.
De in deze paragraaf weergegeven toekomstige kengetallen zijn gebaseerd op de begroting en geprognosticeerde balansen.
Het inspectietoezicht op financiën vormt één geheel met het toezicht op onderwijskwaliteit. Een van de onderdelen van het financiële toezicht is het zogenaamde toezicht op de financiële continuïteit. Is een bestuur/instelling financieel gezond en kan het op korte en middellange termijn aan zijn financiële verplichtingen voldoen? Kunnen de leerlingen ervan verzekerd zijn dat zij ook de komende jaren onderwijs blijven krijgen?
Het financiële toezicht vindt risicogericht plaats: er wordt gekeken waar problemen verwacht kunnen worden. Voor de signalering van besturen met mogelijke financiële risico’s kijkt de inspectie naar een beperkt aantal kengetallen: liquiditeit, solvabiliteit en absolute omvang liquide middelen voor het identificeren van besturen met een mogelijk financieel risico. De getallen zijn dus zeker geen harde normen. Het zijn signaleringswaarden - een aanleiding voor de inspectie om een bestuur nader te bekijken of er wellicht een financieel risico is.
De liquiditeitsratio geeft aan in welke mate de instelling op korte termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. De current ratio is geen primaire stuurvariabele, maar speelt in het geheel van het financiële beleid wel een rol. De norm van de onderwijsinspectie is minimaal 0,5. Intern hanteren we als norm 1,00. In dat geval zijn er meer bezittingen die op korte termijn te gelde gemaakt kunnen worden, dan kortlopende schulden die afgelost moeten worden. Aan deze norm wordt ruimschoots voldaan. Door ontvangst van de NPO-middelen en de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor aanpak van werkdruk ligt de ratio tijdelijk hoger.
De solvabiliteit geeft de verhouding weer tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen. De solvabiliteit van de scholengroep ligt ruim boven de ondergrens van 0,3. De solvabiliteit toont vanaf 2024 een dalende trend door de uitputting van de bestemmingsreserves.
De omvang van de liquide middelen ligt ruimschoots boven de ondergrens van € 100.000.
Voor onze school is het weerstandsvermogen de belangrijkste indicator voor het weergeven van de financiële positie.
Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de noodzakelijke financiële reserve. Dit wordt gedefinieerd als het eigen vermogen gedeeld door de totale baten uit de bedrijfsvoering. Bij een financiële calamiteit dient het weerstandsvermogen als buffer. Het geeft het vermogen weer om ook in ongunstige tijden de activiteiten te kunnen voortzetten en geeft zodoende een indicatie van de continuïteit van de scholengroep bij onvoorziene gebeurtenissen. Op basis van een risicoanalyse is het benodigde weerstandsvermogen begin 2025 herijkt op € 9.625.000 bij een gewenst zekerheidsniveau van 95%.
De inspectie hanteert voor de berekening van het weerstandsvermogen het totale eigen vermogen (Weerstandsvermogen II), dus inclusief alle bestemmingsreserves. Omdat de bestemmingsreserves een vaststaande bestemming hebben, zijn de uitkomsten bij deze rekenwijze geflatteerd. Om die reden hanteert de scholengroep bij de berekening van het weerstandsvermogen alleen de algemene reserve en de private bestemmingsreserve weerstandsvermogen (zie Weerstandsvermogen I). Onze reserves zijn solide gevuld tot boven het gewenste niveau en komende jaren willen we deze gaandeweg en gecontroleerd aanwenden ten behoeve van het onderwijs. Tegelijkertijd is een doelmatige besteding ervan soms lastig, bijvoorbeeld vanwege de krapte op de arbeidsmarkt. Tevens is het van belang om bij tijdelijke extra inzet van middelen ervoor te zorgen dat terugschakelen ook mogelijk is wanneer de middelen weer wegvallen.
Rentabiliteit is de verhouding tussen het financiële resultaat en het vermogen waarmee dat resultaat is behaald. Onderwijsinstellingen zijn niet gericht op winst maar streven op de langere termijn naar een resultaat van nul. Omdat veel subsidies worden toegekend als normatieve rijksbijdrage, waarbij de baten verantwoord moeten worden in het boekjaar waarop de toekenning betrekking heeft en de lasten in het verslagjaar waarop deze lasten betrekking hebben, geeft dit kengetal een vertekend beeld.
Belangrijker voor de scholengroep is de ‘rentabiliteit genormaliseerd’. Immers voor een aantal kosten is er een bestemmingsreserve gevormd die van invloed is op de rentabiliteit. Dit kengetal is 0,7% voor 2024 en zal door de begrote negatieve resultaten komende jaren licht negatief zijn.
Voor ‘goed onderwijs’ is ook goede huisvesting nodig. Hoewel de kosten voor huisvesting in het onderwijs slechts een klein deel van de totale kosten vormen, hebben casussen laten zien dat de gevolgen van financiële risico’s die met huisvesting samenhangen, groot kunnen zijn. Vanaf 2016 maakte de inspectie voor haar financiële toezicht gebruik van de huisvestingsratio. De huisvestingsratio geeft aan welk deel van de totale lasten gaat over huisvesting. De signaleringswaarde van de inspectie was 10% en fluctueert bij de scholengroep rond de 7,5%.
Omdat publiek onderwijsgeld optimaal aan onderwijs moet worden besteed en niet onnodig in reserves gaat zitten, hanteert de Inspectie van het Onderwijs een signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatig eigen vermogen, het normatief publiek eigen vermogen
De Onderwijsinspectie gebruikt deze signaleringswaarde in het toezicht op het betreffende bestuur. Een bestuur kan goede redenen hebben om tijdelijk eigen vermogen boven de signaleringswaarde aan te houden. In een gesprek wordt de vermogenspositie in de context geplaatst en besproken wat het beleid is van het bestuur. Context en beleid kunnen aanleiding zijn om (tijdelijk) een hogere vermogenspositie aan te houden dan de signaleringswaarde. Het eigen vermogen van onze Scholengroep blijft ruimschoots onder de signaleringswaarde van de Onderwijsinspectie.
Het jaar 2024 is afgesloten met een positief genormaliseerd resultaat van € 610.000.
De afgelopen jaren hebben we diverse keren extra bekostiging ontvangen van de overheid, wat een van de redenen was van een aantal jaren forse positieve resultaten. Inmiddels is de situatie veranderd en is er veel druk op de overheidsfinanciën. In 2025 wordt een tekort verwacht van (genormaliseerd) € 442.000. Dit negatieve resultaat loopt in 2026 op tot € 921.000, daarna daalt het tekort in 2027 – door de bekostiging vanaf 2027 voor het verbeteren van basisvaardigheden, waarvan het uitgangspunt is dat 50% (€ 700.000) hiervan gebruikt kan worden voor reeds ingezette activiteiten – tot € 305.000. Door deze begrote tekorten daalt ons weerstandsvermogen tot € 13.841.000. Dit is nog ruim boven het minimaal gewenste weerstandsvermogen van € 9.625.000.
Hieronder volgen de belangrijkste verschillen tussen de begroting en de realisatie in 2024.
Het eigen vermogen is opgebouwd uit een algemene reserve, een aantal bestemmingsreserves (publiek en privaat) en een bestemmingsfonds.
De algemene reserve is de financiële buffer om risico's op te kunnen vangen en de continuïteit van de school te waarborgen. Het (genormaliseerde) resultaat over 2024 is toegevoegd aan deze reserve. Het saldo per 31 december 2024 bedraagt € 11.823.000.
In 2017 tot en met 2020 is - in verband met het afstoten van gebouw Epsilon - aan het Ronsseplein in Gouda de benodigde huisvesting gerealiseerd. Het gerealiseerde gedeelte van de nieuwbouw, minus de ontvangen vergoeding van de gemeente Gouda, is voor € 4.000.000 geactiveerd en wordt in 15 jaar afgeschreven. Voor de jaarlijkse afschrijvingskosten is een bestemmingsreserve gevormd waaruit jaarlijks een bedrag van € 267.000 wordt onttrokken. Het saldo per 31 december 2024 bedraagt € 2.291.000.
Vanaf 2022 zijn extra middelen beschikbaar gekomen voor de aanpak van werkdruk in het voortgezet onderwijs. Hiervan wordt de helft besteed aan een collectieve aanpak op de scholen. Vanaf het schooljaar 2023/2024 hebben de scholen samen met de werknemers plannen uitgewerkt wat goede maatregelen zijn om de werkdruk te verminderen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan extra ondersteuning in de klas, ten behoeve van leerlingenbegeleiding of om de lasten van bepaalde taken te verminderen (zoals mentoraat of surveillance). Voor het treffen van maatregelen is in 2024 € 1.345.000 ontvangen. De kosten van de werkdrukverlichtende maatregelen waren in 2024 € 839.000. Het saldo per 31 december 2024 bedraagt € 2.718.000.
Via het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) hebben scholen geld ontvangen om hiermee leerlingen te helpen om leervertragingen en andere problemen aan te pakken die door corona zijn ontstaan. De kosten van € 1.884.000 zijn aan de bestemmingsreserve onttrokken. Het saldo per 31 december 2024 bedraagt € 3.737.000.
De bestemmingsreserve privaat is opgebouwd uit private middelen. Hieraan is geen beperking aangebracht vanwege derden. Het saldo per 31 december 2024 bedraagt € 3.687.000.
Per 1 mei 2021 is de stichting Materiële Steun ontbonden. Het vermogen van € 576.000 is geschonken onder de opdracht het vermogen uitsluitend te besteden ter ondersteuning van het reformatorisch VO in de regio Rotterdam/Dordrecht, in het bijzonder door financiële steun te verlenen als er sprake is van een lange reisafstand en de school anders (financieel) onbereikbaar wordt. Voor dit doel wordt jaarlijks ook een gift van de ouders gevraagd, met in 2024 een opbrengst - inclusief collecten en andere giften - van € 180.000. De kosten voor de identiteitsgebonden zaken waren € 345.000. Het saldo per 31 december 2024 bedraagt € 376.000.
In 2024 is er voor € 2.248.000 geïnvesteerd in gebouwen, inventaris en apparatuur en IT. Begroot was € 3.060.000. Diverse investeringen, zoals het plaatsen van nieuwe leerlingkluizen op Driestar Gouda en het ombouwen van het klimaatsysteem op Guido de Brès en Marnix zijn doorgeschoven.
Door de keuze voor een gefaciliteerd boekenfonds - waarbij de boeken eigendom zijn van de school - worden tekstboeken in vier jaar afgeschreven. Hierin is voor € 377.000 geïnvesteerd. Hierbij zien we een aanhoudende verschuiving van boeken naar licenties, waardoor er minder wordt geactiveerd maar meer kosten rechtstreeks in de exploitatie terechtkomen.
De scholengroep heeft een inkoop- en aanbestedingsbeleid. Met dit inkoop- en aanbestedingsbeleid wil de scholengroep een professionele manier van inkopen en het daarbij behorende aanbestedingsproces waarborgen. Iedereen die inkopen doet, dient op de hoogte te zijn van en zich te houden aan dit beleid. Bij investeringen groter dan € 25.000 wordt een aanbestedingsdossier opgebouwd. In 2024 is er passend binnen ons beleid bij meerdere procedures gekozen voor een meervoudige onderhandse procedure. In 2024 heeft de scholengroep zich aangesloten bij een inkoopcollectief voor de inkoop van sanitaire artikelen via een openbare Europese aanbestedingsprocedure.
In onze scholengroep hebben de directeuren een lijnverantwoordelijkheid voor een eigen onderdeel en daarnaast een organisatiebrede verantwoordelijkheid voor het geheel. Ten behoeve van deze organisatiebrede verantwoordelijkheid is een aantal portefeuilles benoemd op directieniveau (‘inrichten’); deze hebben een relatie met de portefeuilles in het College van Bestuur (‘richten’). De portefeuillehouder heeft vanuit zijn portefeuille een functionele relatie met de inhoudelijk deskundigen (medewerkers advies & ondersteuning) op dat terrein. De vaststelling, bijsturing en uitvoering van beleid vindt plaats in de lijn (CvB/Directeurenoverleg, kaders), omdat de portefeuille de lijnverantwoordelijkheid van elke directeur niet beperkt. Met andere woorden: iedere directeur is verantwoordelijk voor zijn eigen locatie. Daarnaast is de directeur vanuit zijn portefeuille functioneel bevoegd om zich inhoudelijk te ‘bemoeien’ met de wijze waarop dit organisatiebreed, dus ook in andere locaties, is geregeld.
Er is dus sprake van nadrukkelijke samenwerking over locatiegrenzen heen. De eerste stap bij het toedelen van de binnenkomende gelden is het op een kwalitatief voldoende wijze invulling geven aan het onderwijs op de locaties. De resterende middelen zijn beschikbaar voor ondersteunende zaken, zoals leerlingenzorg en ondersteuning, facilitair, huisvesting, directie en staf, en schoolspecifieke kosten. Vanuit het gezamenlijke belang worden afwegingen gemaakt bij investeringen en besteding van de middelen.
Ons treasurystatuut voldoet aan de Regeling beleggen, belenen en derivaten OCW 2016. De algehele doelstelling van de treasuryfunctie is dat deze de financiële continuïteit van de organisatie op zowel de korte als lange termijn waarborgt.
Binnen onze school heeft treasury primair als doel het beheren van financiële risico’s en secundair het reduceren van financieringskosten. De algehele doelstelling voor de treasuryfunctie bij de scholengroep is dat deze gericht is op de financiële continuïteit van de organisatie.
Dit wordt in de volgende doelstellingen en voorwaarden gesplitst:
Er bestaat een mogelijkheid om in overeenstemming met de richtlijnen van ons treasurystatuut te beleggen in effecten. De scholengroep belegt niet in een fonds met een kredietwaardigheidsbeoordeling lager dan single A-rating, afgegeven door ten minste twee van de drie ratingsbureuas Moody’s, Standard & Poor’s en Fitch.
Onze liquide middelen hebben we (grotendeels) ondergebracht bij Schatkistbankieren.
In het verslagjaar hebben zich geen liquiditeitsproblemen voorgedaan.
Het goed functioneren van de plan- en controlcyclus is de belangrijkste beheersingsmaatregel in ons risicomanagement. De prestatie-indicatoren, waarmee wij het realiseren van onze (strategische) doelen monitoren en de risico-indicatoren, waarmee wij de beheersingsmaatregelen ten aanzien van onze risico’s monitoren, maken onderdeel uit van de managementinformatie.
Er is een plan- en control jaarplan: elke prestatie- of risico-indicator wordt een of meerdere keren per jaar besproken in de verantwoordings- c.q. monitoringsgesprekken. Er is een gestructureerde verantwoordings- c.q. monitoringsgesprekkencyclus. Planning en control en het weerstandsvermogen zijn tot op zekere hoogte te beschouwen als communicerende vaten: hoe beter de plan en control, hoe lager het weerstandsvermogen kan zijn, omdat de kans dat de gesignaleerde risico’s daadwerkelijk tot financiële nadelen leiden dan geringer is. Het actuele weerstandsvermogen en het geprognosticeerde weerstandsvermogen - gebaseerd op de meerjarenbegroting – maken onderdeel uit van de managementinformatie.
De scholengroep gebruikt risicomanagement voor het identificeren en in sommige gevallen het kwantificeren van risico's en het opstellen van maatregelen om deze risico's te mitigeren. Risicomanagement is onderdeel van ons beleid en een continu proces. Een gedegen risicomanagementbeleid draagt bij aan het waarborgen van de continuïteit van onze scholen.
Onze scholen hebben een gestructureerd proces van risicomanagement, wat onder meer inhoudt:
Om op mogelijke risico's te kunnen anticiperen, is het belangrijk om deze vroegtijdig te signaleren. We doen dat op verschillende manieren, omdat er sprake is van verschillende categorieën en niveaus van risico’s.
Vanwege de fusie is een groot aantal administratieve processen in 2022 en 2023 geüniformeerd. In 2023 is het proces van de verwerking van inkoopfacturen en onkostendeclaraties geaudit. De aanbevelingen door deze audit zijn door de proceseigenaar verwerkt in de procesbeschrijvingen. Processen die nog niet zijn geaudit, zullen in de loop van volgende jaren worden beoordeeld.
Voor de bepaling van ons weerstandsvermogen gebruiken we de jaarlijks bijgestelde risicoanalyse. Het weerstandsvermogen is de belangrijkste indicator voor het weergeven van de financiële reservepositie. Bij een financiële calamiteit dient het weerstandsvermogen als buffer. Het geeft het vermogen weer om ook in ongunstige tijden de activiteiten te kunnen voortzetten en geeft zodoende een indicatie van de continuïteit van de scholengroep bij onvoorziene gebeurtenissen. Mede dankzij de vorming van eigen vermogen in het verleden is het weerstandsvermogen goed op peil.
In 2024 hebben de directies van alle scholen, de afdelingen binnen Advies & Ondersteuning en het College van Bestuur de risico’s geïnventariseerd en geanalyseerd aan de hand van de bestaande risicoanalyse. De terugkoppeling is verwerkt in de begin 2025 geactualiseerde risicoanalyse. Het benodigde weerstandsvermogen op basis van de risicoanalyse is € 9.625.000, bij het gewenste zekerheidsniveau van 95%.
De risico’s met de grootste impact op basis van de meest recente risicoanalyse zijn:
In de afgelopen jaren zijn geen bijzondere sponsorbedragen ontvangen van het bedrijfsleven of derden.